(Onderdeel van de voorstelling The art and practice of experiencing/Becoming our space, gecureerd door Glenn Helberg, vertoond op 9 december 2023 in SHEBANG, Amsterdam.
Tijdens deze bijeenkomst op 9 december werden de verhalen van de Creolen, de Hindostanen, Javanen en Chinezen centraal gesteld. De verhalen over de eerste aankomsten en ontmoeting worden gedeeld. De ontmoeting tussen deze groepen en de gedwongen tewerkstelling op de plantages in Suriname waar de slavernij langzaam teneinde kwam. Met de ontvoering en gedwongen overtocht van nieuwe groepen bleef de kolonisator mens en land tot eigendom maken. We gaan met Jomecia Oosterwolde, Devika Chotoe, Jonathan Tjien Fooh en Walther Tjon Pian Gi de ontmoetingen en de rol die verdeel en heers in hun verhalen over de eigen spiritualiteit speelt onderzoeken.)
Wijzer
Met de jaren
Wijzer
Op de klok
Wijzer
Met de vinger
6 letters op dezelfde wijze gerangschikt die refereren naar oriëntatie, een moment op de tijdslijn en een staat van zijn met toegenomen kennis. Misschien betekent meer weten kunnen benoemen waar en wanneer je je bevindt. En tegelijkertijd betekent dit weten niet altijd dat je per se wijzer bent geworden.
De donkerte van mijn innerlijke fotostudio is bevuild met licht. Mijn handen tasten dieper in de duisternis om versies van mijzelf te ontwikkelen die relateren aan gemiste gronden, goederen en gemoederen. Die relateren aan onbekende verwanten, van horen-zeggen voormoeders. Ik schud de mentale polaroids die ik genomen heb. Ik schud ze met andermans woorden, met theorieën, geschiedenissen over Suriname en India. Ik echo talen, klanken en bewegingen die ik zelf niet versta, maar die toch tot mij spreken. Ik schud en ik blijf schudden, maar de foto’s blijven bevlekt, want de donkerte van mijn innerlijke fotostudio is bevuild met licht. Belichaamde witheid heeft zich gemengd met de contrasten van mijn oorspronkelijke kleurenpalet. Leven in het overbelichte Amsterdam heeft mijn intuïtie doen begeven. De verlichting van ratio en intellect heeft de ramen van mijn rouw en gemis geblindeerd en ik wil dat niet meer.
Ik wil rauw zijn. Ik wil de pijn van ontworteling voelen tot op mijn bot. Ik wil het ongemak van Bruin zijn uitvergroten. Dusdanig dat ik op kantoor een Bollywood decor tevoorschijn tover en mijn innerlijke belevingswereld communiceer met muziek, dans en verve. Ik wil dat de geur van masala zich vermengd met mijn haar en dat ik overal thuis kan ruiken zonder daar zelfbewust over te zijn. Ik wil dat emotioneel reguleren een keuze is en niet een permanente staat van zijn om mijn buiten de boot vallen te maskeren. Ik wil een koor orkestreren met alle buitenlanders, misfits en migranten waarin tranen de muzieknoten zijn en vervreemding ons lied. Harmonie in dissonantie. Ik wil ruimte in mijn mond vrijmaken voor jouw klanken. Ik wil dat onze heupen deinen op frequenties die alleen onze lichamen begrijpen. Ik wil dat onze voeten gewend raken aan hoe het voelt om in elkaars schoenen te lopen om te leren hoe wij onze wegen gezamenlijk kunnen bewandelen. Ik wil dat onze ritmes tijdcapsules zijn waarmee wij reizen naar Surinaamse plantages, Afrikaanse wouden en Aziatische wateren.
Wazig is de horizon die reikt voorbij de mist. De golven geven bericht. Land in zicht. Aan de kust tuur ik de verte in. Ik visualiseer dat de zee teruggaat in de tijd en dat mijn Indiase voorouders aan de andere kant van het water staan. Zij turen ook. De verte in. Ik vraag mij af, tussen toen en nu, hoeveel oceaan is verdampt, hoeveel vernieuwd, hoeveel hetzelfde is gebleven. Of de as van gecremeerde Hindoes ergens een eiland vormt wiens kust ik vroeg of laat ook zal vormgeven.
Jullie zijn mijn lineaire verleden en genetische heden. En het zijn jullie genen in mijn DNA die zichzelf proberen te herinneren. Hoe was het om de oceaan te bevaren in pikzwarte duisternis? Omringd door de wildernis van kolonisatoren, waterstromen en onbekende dromen. Jullie waren ambachtslieden, boeren en nomaden. Op z’n hoogst misschien nog strijders, maar er was weinig om voor te vechten in jullie status quo. Dus de woorden van een witte ronselaar die je rijkdom en weelde beloofde klonken misschien als hoop voor een beter leven voor je nazaat. Voor mij. Dus daar gingen jullie. Krabbel onder een contract dat jullie niet konden lezen. Een flesje Ganga in je jaszak: heiligheid in handbereik. Of misschien waren jullie niet verleid. Misschien was het een bewuste keuze en stond Kala Pani, het Zwarte Water, gelijk aan autonomie. Vooral voor de vrouwen. Jullie hadden immers niets te verliezen, want je kon altijd nog terug. Jaren later op het land van Sri Ram, Suriname, was teruggaan gereduceerd tot nostalgie. Een droom. Een herinnering. Want hoe ga je terug? Wat laat je achter? En kan je jezelf terugvouwen in de contouren die je ooit ontvlucht bent?
Tussen dogma en rede zoek ik naar hoop en vrede op plantage Zorg en Hoop. En ik vind vrede in het verzet van voormoeder Janey Tetary. Ik weet niet of bloed ons letterlijk bindt, maar onze idealen wel. Je sprak je uit tegen misogynie, nam het op voor zwangere vrouwen en maakte je omgeving een stukje dragelijker voor iedereen. Met flessen, kruiken en stenen kwamen jullie in opstand tegen de barre werkomstandigheden. Helaas werd je neergeschoten in 1884, maar je bent nooit gestorven. Je vuur voor rechtvaardigheid brandt nog steeds in ons.
Tu Hamaar ke baate? Wie ben jij van mij?